Controle en onderhoud van de stookolietank van een bedrijf, ziekenhuis of school

Inhoud

Als u voor de verwarming van een gebouw dat niet bewoond wordt (ziekenhuizen, scholen, bedrijven, kantoren, ...) een stookolietank gebruikt, dan gelden er enkele belangrijke verplichtingen voor het onderhoud van die tank. Zo wil de overheid de kans op bodemverontreiniging zo klein mogelijk maken. Stookolie wordt ook gasolie, mazout of huisbrandolie genoemd.

Voorwaarden

Controle vóór de stookolietank in gebruik genomen wordt

Elke tank voor stookolie moet na de plaatsing, maar vóór de ingebruikname gecontroleerd worden.

Als er in de stookolietank(s) bij het gebouw 200 liter of meer stookolie zonder GHS02-symbool of 100 kg of meer stookolie met GHS02-symbool kan, dan moet u dat ook melden bij het college van burgemeester en schepenen van uw gemeente.
U moet een omgevingsvergunning aanvragen vóór de tank geplaatst wordt:

  • als er in totaal meer dan 20 ton stookolie met GHS02-symbool kan worden opgeslagen
  • als er in totaal meer dan 50.000 liter stookolie zonder GHS02-symbool kan worden opgeslagen.

Het GHS02-symbool is het gevarenpictogram voor ontvlambaar. Dat symbool staat op de verpakking van vloeistoffen met een vlampunt onder de 60 graden Celsius. Vloeibare brandstoffen kunnen, afhankelijk van hun vlampunt, al dan niet een GHS02-symbool als kenmerk krijgen.

Controle als de stookolietank in gebruik is

Ook na ingebruikname moet u uw stookolietank regelmatig laten controleren. Hoe vaak dat moet, hangt af van het volume van de tank, de plaatsing ervan (ondergronds of bovengronds) en de ligging (binnen of buiten de waterwingebieden en beschermingszones).

De exploitant van een stookolietank heeft volgende onderhoudsverplichtingen.

Een ‘ondergrondse tank’ is een tank die in de grond is ingegraven. Een tank in een kelder is dus een ‘bovengrondse tank’.

  • Een ondergrondse stookolietank moet

    • om de 2 jaar een beperkt onderzoek ondergaan (dit moet jaarlijks gebeuren als de tank in een waterwingebied of beschermingszone ligt) en

    • om de 15 jaar een grondig algemeen onderzoek ondergaan (dit moet om de 10 jaar gebeuren als de tank in een waterwingebied of beschermingszone ligt). Ondergrondse tanks van gewapende, thermohardende kunststof zijn vrijgesteld van het grondig algemeen onderzoek.

  • Een bovengrondse stookolietank moet
    • om de 3 jaar een beperkt onderzoek ondergaan
    • en, als de tank een inhoudsvermogen van meer dan 20.000 liter heeft, bijkomend om de 20 jaar een algemeen onderzoek ondergaan.

Procedure

Wie moet de stookolietank controleren?

Een stookolietank moet gecontroleerd worden door een erkende technicus stookolietanks of erkende milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen.

Op de website van het Departement Omgeving vindt u een lijst van technici en milieudeskundigen die erkend zijn door het Vlaamse Gewest.

  • Erkende technici stookolietanks hebben een persoonlijk erkenningsnummer dat bestaat uit de letters ‘SV’ en 5 cijfers (bijvoorbeeld SV00022 of SV56489). U kunt de lijst van erkende technici voor het onderhoud van stookolietanks opzoeken via de overzichtslijsten erkende personen (selecteer ‘Technici stookolietanks’).
  • Erkende milieudeskundigen in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen kunt u vinden via de overzichtslijsten erkende personen (selecteer ‘Milieudeskundigen houders gassen of gevaarlijke stoffen’). Ze hebben een erkenningsnummer dat bestaat uit: een jaartal (waarin de milieudeskundige voor het eerst werd erkend) + de letter ‘H’ + gevolgd door:
    • 3 cijfers (bijvoorbeeld 2000/H017) of
    • 2 of 3 letters en daarna 3 cijfers (bijvoorbeeld 2001/HAV007, 2008/HSGS012) of
    • hun voor- en achternaam.

Na de controle

Bij iedere controle of onderzoek stelt de erkende technicus of milieudeskundige een certificaat op voor de eigenaar of exploitant. Daaruit moet ondubbelzinnig blijken dat de tank al dan niet voldoet aan de wettelijke bepalingen.

Na de controle krijgt uw installatie een groene, oranje of rode dop of merkplaat.

  • Een groene dop of merkplaat betekent dat de tank voldoet aan de wettelijke bepalingen en verder mag worden gebruikt.
  • Een oranje dop of merkplaat betekent dat de tank niet voldoet aan de wettelijke bepalingen maar dat de vastgestelde gebreken geen aanleiding kunnen geven tot verontreiniging buiten de tank.
    • De tank mag nog worden gevuld of bijgevuld tijdens een overgangsperiode van maximaal 6 maanden.
    • De eigenaar of exploitant moet alle nodige maatregelen nemen om de tank opnieuw in goede staat te brengen.
    • Vóór het verstrijken van de overgangsperiode moet een erkende technicus of milieudeskundige opnieuw de opslaginstallatie controleren.
  • Een rode dop of merkplaat betekent dat de opslaginstallatie niet voldoet aan de wettelijke bepalingen.
    • Binnen de 14 dagen nadat een rode dop of merkplaat aangebracht werd, moet de eigenaar of exploitant of op zijn verzoek de erkende technicus of milieudeskundige dit melden bij de Vlaamse Milieumaatschappij (bijv. via het VMM-contactformulier).
    • Met een rode dop of merkplaat is het verboden de opslagtank te vullen of te laten vullen.
    • De eigenaar of exploitant moet alle nodige maatregelen nemen om de opslaginstallatie opnieuw in goede staat te brengen.*
      Daarna moet een erkende technicus of milieudeskundige opnieuw de opslaginstallatie controleren.

Op het certificaat en de dop of merkplaat moeten altijd de volgende zaken staan:

  • naam en erkenningsnummer van de uitvoerende technicus of milieudeskundige
  • datum van de controle
  • datum van de eerstvolgende controle.

Regelgeving

VLAREM - Titel II – Hoofdstuk 6.5 Particuliere stookolietanks met een inhoud van minder dan 5.000 kg.
VLAREM - Titel II – Hoofdstuk 5.6 Brandstoffen en brandbare vloeistoffen.
VLAREM - Titel II – Hoofdstuk 5.17 Opslag van gevaarlijke producten.