Via het Bomencharter engageren steden en gemeenten zich om een bepaald aantal bijkomende bomen ('het streefdoel') te bekomen op het grondgebied van de stad/gemeente. Het Bomencharter vormt dus een instrument om meer bomen te bekomen in Vlaanderen. Op die manier staat het Bomencharter symbool voor de collectieve strijd die we voeren tegen de klimaatopwarming. De telling van het aantal geplante bomen vormt een wezenlijk onderdeel van het Bomencharter.
Het Bomencharter heeft betrekking op de periode 2019 - 2024.
Alle bomen die geplant worden vanaf 1/1/2019 tot 31/12/2024 worden opgenomen in de telling. Op die manier wordt het Bomencharter maximaal geënt op de bestuursperiode van de lokale besturen.
Bomen zijn fantastische wezens die CO2 uit de atmosfeer halen. De koolstof (C) nemen ze op en de zuurstof (O2) pompen ze in de lucht zodat wij gezonde (bos)lucht kunnen inademen. Bomen vormen dus een aangename en efficiënte manier om de klimaatopwarming onder controle te houden. Maar bomen zijn zoveel meer, ze beschermen ons ook tegen de gevolgen van klimaatopwarming (droogte, hitte, overstromingen). Bomen verbeteren de luchtkwaliteit (ze halen fijn stof uit de lucht) en ze vormen een geluidsbuffer, ze zijn bovendien goed voor de biodiversiteit. Bomen produceren lekker en vers fruit en voedzame noten, ze zijn goed voor onze gezondheid en bevorderen ons geluksgevoel. Uiteraard zijn er ook bomen nodig voor de constructie van huizen, de productie van meubelen edm.
Alle bijkomende bomen die geplant worden op het grondgebied van de gemeente/stad worden meegenomen in de telling, ook de bomen die geplant worden als bosplantsoen. De bomen kunnen geplant worden door het lokaal bestuur, door andere instanties (bv. Natuurpunt, ANB, BOS+, het Centrum voor Botanische Verrijking, VLM, Watergroep, bedrijven, scholen,....) en/of door burgers.
Struiken worden niet meegeteld maar soms is de grens tussen een struik en een boom dun. Bij twijfel leggen we uw vraag voor aan onze bomenexpert. Hieronder vind je een algemene leidraad.
De definitie van een boom is geen eenvoudig gegeven, er bestaat wereldwijd geen algemene consensus over wat een boom is en er zijn steeds weer uitzonderingen op de regel in functie van de insteek/benadering.
Het criterium dat voor het Bomencharter wordt gehanteerd is de boom-technische benadering. Sommige soorten vertakken de-facto laag en vormen geen boom, deze worden naar soort gecatalogeerd als struik (bv. rozen, ligustrum, gelderse roos…).
Een boom kenmerkt zich dus door een duidelijk te onderscheiden stam als boombeeld. Ook al is het soms een dunne lijn tussen wat een struik en een boom is, struiken kenmerken zich door laag vertakkende twijgen of vanuit de grond ontstane scheuten zonder dat zich een vrije stam ontwikkelt (bv ligustrum, gewone hazelaar,…). Anderzijds is het criterium soort niet primordiaal. Sommige soorten groeien uit tot bomen, doch kan diezelfde soort ook als haagplant worden aangewend. In het laatste geval tellen ze niet mee.
We staan even stil bij de voorbeelden van een beuk en haagbeuk.
Indien de bomen vrij mogen uitgroeien, zijn zowel beuk als haagbeuk te beschouwen als boom, ze halen in bosverband op termijn een hoogte van 30m hoogte of meer. Het zijn 1 of meerdere stammen die het hoofdbeeld bepalen van de plant met daarboven een kruin. Dezelfde soorten worden echter ook aangewend als haagplant, geschoren en laag vertakkend. Van (vrije) stammen is er dus geen sprake in dat geval. In deze groeicontext worden de planten niet beschouwd als boom. Het is dus niet enkel de soort die bepalend is, maar ook het gebruik.
Een laagstam-fruitboom wordt steeds als boom beschouwd, ook al geeft deze de indruk een grote struik te zijn.